“Mevrouw, geeft u ook taaladvies?” Goede vraag. Welja, waarom eigenlijk niet? Het is altijd fijn om anderen te helpen, dus als ik advies kan geven, doe ik dat graag. Maar niet altijd …
Ergens in het najaar, op mijn vrije dag, wandelend achter de kinderwagen door het park, werd ik gebeld. Een voor mij onbekende vrouw die niet de moeite nam zich voor te stellen, had mijn website gevonden en vroeg of ik ook taaladvies gaf. Voordat ik antwoord kon geven (of kon aangeven dat het nu eigenlijk niet uitkwam, zo in het park), ging zij al verder: “Ik geef NT2-les en nu wilde ik graag weten of ‘worden’ ook zelfstandig gebruikt kan worden.” Zo, daar sta je dan als debuterend taaladviseur.
Koppelwerkwoord
Omdat ik de vraag niet helemaal begreep, gaf ze een voorbeeld. “Zoals in ‘Ik word ziek’.” Ze moest zo lesgeven en wist niet hoe ze de functie van ‘worden’ moest uitleggen. Of is het dan een koppelwerkwoord, vroeg zij zich af. Wat ik me afvroeg, was of haar cursist door de bomen het bos nog wel zou zien met al deze termen. Feit is dat ‘Ik word ziek’ een goede zin is. Je kunt natuurlijk best zeggen dat ‘worden’ soms een hulpwerkwoord is (‘Ik word gebeld’) en soms niet (‘Ik word ziek’). Dat lijkt mij meer dan voldoende. Waarschijnlijk hoor ik nog wel te weten wat een koppelwerkwoord is (even diep graven;-), maar is dat relevant? Voor mij niet, en voor mijn cursisten volgens mij al helemaal niet.
Tip
Geef je taaltrainingen en twijfel je wel eens over de termen die je gebruikt? Kies de woorden waar de cursist zich prettig bij voelt. Zegt een ‘bijvoeglijk naamwoord’ hem of haar niets? Kies dan voor ‘adjectief’. Spreekt een ‘pronomen possessivum’ je cursist meer tot de verbeelding dan een ‘bezittelijk voornaamwoord’? Ik vind alles prima, als de cursist maar weet waar we het over hebben. Maar misschien kan hij of zij helemaal niets met deze begrippen. Geef dan gewoon een paar goede voorbeeldzinnen en verwijs daar steeds naar.
Heb je zelf, als docent, moeite met de grammaticale termen? Ik heb een lijstje met grammaticale termen gemaakt met de Latijnse termen (die vaak worden gebruikt in NT2-methodes voor hoogopgeleide anderstaligen) en de Nederlandse vertaling daarvan.
En de belster? Die heb ik doorverwezen naar de Taaladviesdienst van Onze Taal; dat leek me een perfecte dienst voor dit soort vragen!
Daar gaan we weer …
Onlangs liep ik, weer achter de kinderwagen en weer op mijn vrije dag, in de supermarkt. Het was half 9 ’s ochtends. Mijn telefoon ging en ik nam op. Ik herkende de stem van de koppelwerkwoordenmevrouw. Ze vroeg of ik ook taaladvies gaf. Jawel, natuurlijk, maar op dit moment kon ze misschien beter de Taaladviesdienst bellen, zoals ik de vorige keer ook had geadviseerd – zei ik vriendelijk. Wat bleek? Dat had ze al gedaan, maar die was nog niet open … “Ik wel dan?”, verzuchtte ik, en bedacht dat dat het lot is van de altijd bereikbare zzp’er.
Heb je opmerkingen of vragen over het gebruik van termen? Of wil je een leuke ervaring delen? Plaats dan hieronder een reactie!
Geef een reactie