Sinds een paar maanden heb ik er een sympathieke en slimme Russische cursist bij. Ze heet Olga en weet wat ze wil – daar houd ik van. Ze beheerst het Nederlands al op een hoog niveau, maar wil zich graag nog beter kunnen uiten. Ook leuk: ze wilde met ‘mijn’ boek werken, Nederlands naar perfectie, van niveau B2 naar C1.
Woordenschat uitdagen
Laatst vroeg ik haar per mail of ze nog wensen had voor de volgende les. ‘Het zou geweldig zijn om mijn woordenschat van de vorige lessen uit te dagen’, antwoordde ze. Enthousiast mailde ik terug: ‘Doen we!’ Ik had nog geen idee hoe ik dat zou gaan vormgeven, maar ging ervan uit dat ik wel wat inspiratie zou krijgen. Leuke opdrachten dienen zich meestal aan als je er juist niet te veel aan denkt, maar het op de achtergrond wat laat sudderen.
Dobbelen
En inderdaad, op zondagavond bedacht ik opeens dat het dobbelspel zich hier goed voor leende. Ik doe vaak spelletjes met cursisten en meende dat deze werkvorm ook wel wat voor Olga zou zijn. Op de speelse oefening met de hoge hoed uit Nederlands naar perfectie (H1, opdracht 10) had ze immers ook positief gereageerd.
Het mooie van het dobbelspel is dat je het precies zo kunt invullen als je wilt. Ik koos een aantal (werk)woorden uit de hoofdstukken die we hadden behandeld, maar ook andere woorden die in onze lessen de revue waren gepasseerd. Zesendertig in totaal. Ik zette ze in een tabel, plakte er wat dobbelstenen in, printte het op een gekleurd vel papier en lamineerde het. Ik was er klaar voor!
Regels
We gebruikten twee dobbelstenen: de ene bepaalde de kolom, de andere de rij. Met het betreffende woord moest je een zin maken. Daarbij spraken we het volgende af:
- Rij 1: een zin in de tegenwoordige tijd
- Rij 2: een zin in de verleden tijd
- Rij 3: een zin in de voltooide tijd
- Rij 4: een zin over de toekomst
- Rij 5: een vraagzin
- Rij 6: eigen keuze
We speelden om de beurt; zo kreeg Olga ook wat interessante input van mij;-)
Natuurlijk kun je je eigen regels bepalen, bijvoorbeeld dat elke kolom voor een persoon staat (1 = ik, 2 = jij, etc.). Het is een spel dat je op alle niveaus kunt spelen: het is erg geschikt voor beginners (met werkwoorden als ‘luisteren’, ‘wonen’ en ‘dansen’), maar dus ook zeker voor vergevorderde cursisten.
Cadeautje
Misschien vraag je je nog af wat ik met het gelamineerde spel heb gedaan? Omdat het maatwerk is, kan ik het niet zomaar voor een andere cursist gebruiken. Daarom heb ik het Olga gegeven, als ‘cadeautje’, zodat ze ook thuis nog kan oefenen met haar vriend.
Ken je het dobbelspel of gebruik je weleens een soortgelijke opdracht in je lessen? Deel hieronder gerust je ervaringen!
—
Hoge hoed (informatie uit de docentenhandleiding):
Maak losse strookjes met de woorden uit de woordenlijst en doe die opgevouwen in de hoge hoed (of pet, bakje, koektrommel …). Vervolgens loop je langs en pakt iedere cursist er een woord uit. De cursisten krijgen een minuut bedenktijd en moeten dan eerst het woord en daarna de zin zeggen. Ze mogen de zin niet opschrijven en oplezen! Corrigeer de fouten door in vragende vorm de zin correct te herhalen, waarna de cursist bevestigend en correct antwoordt (‘pingpongen’). In kleine groepjes kan er ook een (onzin)verhaaltje met de woorden gemaakt worden.
Monique Vernoy zegt
Dank voor deze leuke tip! Ik geef sinds een paar maanden NT2 en ga dit zeker gebruiken bij één van de privé-lessen.
Emily zegt
Bedankt voor je reactie, Monique. In groepen kun je het dobbelspel ook gebruiken. Laat ze het spel in groepjes van drie of vier spelen; maak voor elk groepje een kopie. Je kunt dan weliswaar niet alle zinnen controleren, maar de cursisten kunnen elkaar helpen. Zinnen waarover ze twijfelen, kunnen ze opschrijven om aan de docent voor te leggen. Veel plezier!
Charlotte zegt
In de workshop van Emily Palmer voor Taalthuis afgelopen maand hebben we met een groepje nog een variatie bedacht. Je kan het blad ook als een soort ganzenbord gebruiken. Het eerste woord linksboven is dan ‘vakje 1’ en zo ga je van links naar rechts op de bovenste rij, dan van rechts naar links op de tweede rij, vervolgens weer van links naar rechts op de derde rij, enz.
Daarnaast hadden we alle varianten die we samen konden bedenken in 1 spel gecombineerd:
– Als je 1 gooit moet je het woord uitbeelden.
– Gooi je 2, dan maak je een zin met het woord.
– Bij 3 moet je het woord tekenen.
– Wanneer je 4 gooit moet je het woord beschrijven, zonder (een deel van) het woord zelf te noemen (dit is het spel ‘Taboe’).
– Gooi je 5, dan moet je een rijmwoord bedenken.
– Als je 6 gooit moet je een nieuw woord maken met (enkele van de) letters in het woord (een soort anagram dus).
Op deze manier wordt het natuurlijk wel een wat langere opdracht 😉
Emily zegt
Dag Charlotte, bedankt voor het delen!